In de Amerikaanse staat Californië daalt het aantal patiënten met longkanker supersnel. Zelfs vier keer zo snel als in de rest van Amerika. Het is – hoogstwaarschijnlijk – een direct gevolg van een drastische afname van het aantal rokers sinds de jaren negentig. Wat is hiervoor de verklaring?
Dertig jaar geleden ging in Californië een nieuw antirookprogramma van start: het California Tobacco Control Program (CTCP). De aanpak onderscheidde zich doordat het programma niet de rokers zelf aansprak, maar zich richtte op hun omgeving. Er werd een klimaat gecreëerd waarin roken niet werd gewaardeerd. Bijvoorbeeld door op het gevaar van meeroken te wijzen.
Beïnvloed de omgeving van de roker
Achteraf blijkt dit idee een schot in de roos te zijn geweest. Wetenschappers beschreven in 2010 in het vakblad Tobacco Control een direct verband tussen de maatregelen van het CTCP en een daling in het aantal rokers. Rokers die inzagen dat hun rookgedrag schadelijk was voor anderen, deden bijna twee keer zo vaak een stoppoging als rokers die dit niet zo beleefden.
Het is een tactiek die ook in Nederland kan werken, denkt Carel Jansen, hoogleraar communicatie- en informatiewetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen:
‘Het succes van een campagne wordt voor een flink deel bepaald door de vraag of mensen erover praten. Voor rokers is het belangrijk hoe hun omgeving over hun rookgedrag denkt. Als je zorgt dat mensen over je campagne praten, verander je de sociale norm en vergroot je de kans op stoppen.’
Bron: de Volkskrant